?
pictures/kdn-onweer-ico.png



wrijven met een doek
wrijven met een doek

Onweer

PROEF: ELEKTRISCHE LADINGEN

Nodig: 1 plastic staaf
1 doek
Wrijf met de wollen doek stevig over de plastic staaf.
Houd de staaf bij kleine snippers papier.
De snippers worden door de staaf (1) aangetrokken / afgestoten.
staaf trekt water aan
staaf trekt water aan

Wrijf opnieuw en houd de staaf bij een dunne straal water.
De waterstraal wordt (2) aangetrokken / afgestoten.
Een staaf die stoffen aantrekt noemen we elektrisch geladen.

Een elektrisch geladen staaf trekt zelfs je haar aan.
Probeer het maar.

Elektronen

Het woord elektrisch komt van het woord elektronen.
Elektronen zijn hele kleine deeltjes met een negatieve lading.
In het echt kan je die elektronen nooit zien.
Daar zijn ze veel te klein voor! Hieronder staan ze als (-) -bolletjes getekend.
geladen bolletjes

Je ziet dat er ook (+) -bolletjes bestaan.
De staaf is geladen als er extra elektronen op zitten.
Dus als er meer (-) -bolletjes dan (+) -bolletjes op zitten.
De staaf hierboven is dus (3) positief / negatief geladen.
Hieronder zie ie wat er gebeurt als je de staaf wrijft.
overspringen van lading

Bij het wrijven gaan er elektronen naar de (4) staaf / doek.
De doek is na het wrijven (5) positief / negatief geladen.
Bij de staaf is het net andersom.
De staaf heeft na het wrijven (6) meer / minder elektronen.
De staaf noemen we nu positief geladen.
afstoting
afstoting

PROEF: VIJANDIGE BALLONNEN

Nodig: 2 ballonnen
1 wollen trui of doek
1 gaasje
1 stuk piepschuim
Wrijf de twee opgeblazen ballonnen tegen de wollen trui.
Hang ze aan de touwtjes naast elkaar.
De ballonnen (7) trekken elkaar aan / stoten elkaar af.
Dat komt omdat allebei de ballonnen negatief geladen zijn.
GELIJKE LADINGEN STOTEN ELKAAR AF
TEGENGESTELDE LADINGEN TREKKEN ELKAAR AAN
vonk opwekken
vonk opwekken

Leg het gaasje op de onderzetter van piep-schuim.
Wrijf opnieuw een ballon op.
De ballon wordt (8) wel / niet geladen.
Leg de ballon op het gaas van de onderzetter.
Houd nu je vinger vlakbij de rand, net als hiernaast.
Wat voel je? (9) _________________________.
Wat hoor je? (10) _____________.
Wat zie je als je goed kijkt? (11) ________________________.
Er is een vonkje overgesprongen.
De lading van de ballon stroomt via het gaas naar je vinger.
Je hebt een soort onweer in het klein gemaakt.

Onweer

Onweer ontstaat als wolken langs elkaar wrijven.
Net als bij balonnen worden de wolken elektrisch geladen.
De vonk die bij onweer overslaat noemen we (12) __________.

Bliksems slaan over tussen de wolken zelf.
onweer situaties

Teken hoe de bliksems lopen in tekening A.
In tekening B zal de bliksem inslaan op de (13) _____________.
Teken dit.

Donder en bliksem

Het geluid wat een onweer maakt noemen we (14) _________.
De donder komt altijd (15) vóór / na de bliksem-flits.
Dit komt omdat geluid (16) sneller / langzamer gaat dan licht.
Licht heeft een snelheid van 300.000 kilometer in 1 seconde!
Licht zie je dus vrijwel meteen.
Geluid doet over één kilometer al ongeveer 3 seconden.
Bliksem op 1 kilometer afstand hoor je dus na (17) 1 / 2 / 3 / 4 seconde.

Vragen

1.
staaf
staaf
De staaf hiernaast is (18) positief / negatief / ongeladen.
Hoe weet je dat? (19) ________________________________________.
2.
Gelijke ladingen (20) trekken elkaar aan / stoten elkaar af.
3.
Teken hieronder waar er een bliksem kan komen.
onweerswolk zonder
4.
Hoge torens hebben in Nederland (21) altijd / nooit bliksem-afleiders.
5.
Waarom moet je bij onweer niet over een dijk gaan fietsen?
(22) ________________________________________.
6.
Iemand ziet een flits en hoort 6 seconden later de donder.
Dan was die bliksemflits dus (23) 1 / 2 / 3 / 18 kilometer uit de buurt.
7.
Een nylon trui knettert soms als je hem uittrekt.
Dat komt omdat er (24) _________ overspringen.
8.
Na een flits duurt het 9 seconden voor je de donder hoort.
Het onweer is dan (25) _ kilometer ver weg.

Extra stof

9.
bougie
bougie
Een bougie (spreek uit ''boezjie'') is de ''aansteker'' van de brommer.
De bougie steekt de benzine in de motor aan met een vonkje.
Waarvoor moet je uitkijken als je de bougie loshaalt?
(26) ________________________________________.